China verrast in elke hoek, en nergens wordt dat duidelijker dan op een reis van het stille platteland van Shiyanping tot de drukke straten van Chongqing. In Shiyanping word je gewekt door hanengekraai in plaats van verkeerslawaai. Even later stond ik midden in de overweldigende natuur van het Yading Nationaal Park, omringd door besneeuwde toppen en gletsjermeren. De klim naar de top van Emeishan bleek een serieuze uitdaging, maar tussen de mist, tempels en nieuwsgierige aapjes voelt elke stap als een ontdekking. En toen... Chongqing. Een stad die áán staat: druk, chaotisch, en levendig.
Zodra we het dorp binnenrijden, valt er meteen een rust over me heen. De enige geluiden die deze stilte doorbreken, zijn het gekraai van een haan en het zachte gepiep van kuikens. Voor zijn charmante huis staat meneer YeYe me al op te wachten, met een kalme glimlach op zijn gezicht.
Al snel blijkt dat mijn slimme vertaalapp niet helemaal opgewassen is tegen het sterkte dialect en het gemompel van meneer YeYe. Dit beloven twee bijzondere dagen te worden, vol improvisatie en wederzijds geduld.
Na de lunch maken we een korte wandeling de berg op. Vanaf een uitzichtpunt kijk ik uit over het dorp, genesteld tussen de rijstvelden– een plaatje dat je vanzelf stil maakt. De rest van de middag dwaal ik door het dorp, lees wat in mijn boek en laat mijn gedachten afdwalen naar hoe het leven hier moet zijn.
De volgende ochtend wandelen we naar het 'kalligrafiemuseum' van meneer ShuShu en zijn vrouw Ayi, een dorpje verderop. Voor ik het weet, heb ik een kalligrafie-kwast in de hand. Wat een simpele pennenstreek lijkt, blijkt in de praktijk een oefening in concentratie en beheersing.
Ayi leidt me daarna met trots rond in haar moestuin. Ze oogst ter plekke een krop sla en wat lente-ui, en tovert in een mum van tijd een heerlijke, eenvoudige lunch op tafel – verser dan dit wordt het niet.
Later die middag lopen we nog even naar het enige winkeltje van het dorp, dat ook dienstdoet als restaurant en ontmoetingsplek. YeYe wijst me een plek aan waar binnenkort een nieuwe weg wordt aangelegd. “Er komt verandering,” zegt hij. Of dat goed of slecht is, laat hij in het midden.
Ik knipper twee keer met m’n ogen als ik de oude stad van Shangri-La binnenwandel. Nee, ik droom niet — dit is écht. Overal zie ik ‘Tibetanen’. Of nou ja, jonge mensen in piekfijne traditionele outfits, klaar voor hun volgende Insta-moment. Ze zien eruit alsof ze zo uit een tijdschrift zijn gestapt: prachtig, vrolijk, en met slechts één missie — de perfecte pose.
Voor iemand zoals ik, die de socials links laat liggen, ging er een compleet nieuwe wereld open. Ik wist niet of ik moest lachen, me verbazen of gewoon meedoen. Uiteindelijk deed ik het eerste... en een beetje van het tweede. Typisch Chinees, dacht ik nog. Alles voor de foto.
De volgende ochtend besloot ik lopend naar het Sumtseling-klooster te gaan. Al van een afstand zag ik het statige klooster liggen, met ervoor — jawel — opnieuw een hele crew ‘modellen’ en fotografen, alsof er een modeshow aan de gang was.
Wat een opluchting dat je binnen geen foto's mag maken. Eindelijk even geen camera’s, geen poses, alleen stilte. Het was alweer jaren geleden dat ik een Tibetaans klooster van binnen had gezien, en ik was bijna vergeten hoe indrukwekkend het is. De pracht, de geuren van wierook, het zachte gemompel van monniken... het raakte me.
Maar zodra ik de drempel overstapte en weer buiten stond, bam, daar was ie weer: de moderne wereld. Compleet met filters, selfies en TikTok-dansjes voor tempeldeuren. Ik voelde me een tijdreiziger met jetlag — van serene spiritualiteit naar sociale media-gekte in één stap.
Wat ik zo heerlijk vind aan China? Dat je ondanks alle high-speed treinen, app-doolhoven en selfie-sticks toch nog echte verborgen parels kunt vinden. En geloof me, Yading nationaal park is er zo eentje.
Tegenwoordig reis je in een uurtje of vijf over een spiksplinternieuwe weg van Shangri-La naar Yading. En daar, verscholen tussen de bergen, wacht een natuurgebied met drie heilige bergen, gletsjers, mooie tempels, diepe kloven, dichte bossen, uitgestrekte graslanden vol yaks, en meren zó blauw.
Mijn tip? Blijf hier minimaal twee dagen en drie nachten. Je slaapt in Yading Village, een Tibetaans bergdorpje op 4.000 meter hoogte. Klinkt koud, maar geen zorgen — de kamer is ruim, warm en comfortabel. En dan is er de scenic bus — die brengt je in een kwartiertje het park in.
En hier komt de gouden tip: zorg dat je de allereerste bus pakt. Serieus. Je stapt uit, kijkt om je heen, en ineens ben je alleen met de bergen, de stilte, de vogels en een eenzame marmot die zich afvraagt waar al die mensen zijn gebleven. Magisch!
Na alle heerlijke wandelingen in Yading zat ik helemaal in de flow. Wandelschoenen ingelopen, benen op stoom – tijd voor een nieuwe uitdaging. Dus besloot ik een flink stuk van de heilige berg Emeishan te voet te doen.
Ik nam de bus naar de Wannian-tempel, en na een kort bezoek aan deze prachtige tempel begon ik vol goede moed aan mijn klim. Meer dan 10.000 traptreden. En een stijging van ruim 2.000 meter. Jep, dat had ik misschien iets beter moeten inschatten.
Al snel veranderde “wandelen” in “ploeteren”. Het weer zat ook niet mee: dikke mist, nul uitzicht, en hoe hoger ik kwam, hoe minder ik zag. Tot ik letterlijk in de wolken liep. Geen grap – ik kon mijn eigen voeten amper nog zien. Maar ja, omkeren voelde als valsspelen, dus ik stapte dapper door. Urenlang.
Na 7 uur trap-op-trap-af kwam ik volledig gesloopt aan in Leidongping. En toen moest het laatste stuk naar de top eigenlijk nog… Maar tegen mijn principes in (en met m’n knieën in protest), nam ik toch maar de kabelbaan. Geen spijt.
Boven aangekomen had ik nog een sprankje hoop op een heldere ochtend. Een zonsopgang, misschien zelfs die beroemde ‘zee van wolken’. Maar helaas, het bleef grijs. De bergen verstopt achter een dik wolkendek.
Toch weet ik zeker: ik kom hier terug. Want Emeishan is het écht waard. Onderweg passeer je talloze grote en kleine tempels, normaal gesproken zijn de uitzichten adembenemend, en de beloning op de top is legendarisch: de Jinding, ofwel de Gouden Top. Een gigantische gouden boeddha, zittend boven de wolken, met uitzicht tot in de eeuwigheid.
Mijn laatste stop van deze reis? Chongqing. Een stad met maar liefst 32 miljoen inwoners. En toch: wat een toffe plek!
Chongqing heeft zonder twijfel één van de mooiste skylines van China. Overdag al indrukwekkend, maar ’s avonds? Surrealistisch! Aan de ene kant heb je de iconische Hongya Caves: een gigantisch houten bouwwerk op palen, met meerdere verdiepingen en een vibe van een eeuwenoud Chinees sprookje meets neonverlichting. Aan de andere kant: de Chaotianmen-brug, ook al zo’n architectonisch hoogstandje. Alles baadt in lichtjes en weerspiegelt schitterend in de rivier, terwijl een menigte op de voetgangersbrug zich in allerlei bochten wringt voor dat ene perfecte plaatje.
Even terug naar het verleden? Bezoek de oude binnenstad van Ciqikou. Dit charmante wijkje is een doolhof van traditionele gebouwen, knusse eettentjes en kraampjes vol lokale snacks waarvan je geen idee hebt wat je eet, maar het is heerlijk. En o ja: hier móét je hotpotten. Chongqing staat erom bekend. Denk: pittige soep, dampende schalen, chopsticks in de aanslag — en zweten, gegarandeerd.
En dan nog even een dikke shout-out naar de creativiteit van de Chinezen. Want in deze übervolle stad dachten ze: waarom niet een metrolijn dwars door een flatgebouw laten rijden? En zo geschiedde. Op station Liziba stap je gewoon op de 6e verdieping je trein in, alsof het de lift is. Hoe dan?!
Kortom: Chongqing is groot, gek, stijlvol en totaal uniek. Een perfecte afsluiter van deze fantastische reis!
De website van Dimsum Reizen maakt gebruik van cookies. Deze cookies onderscheiden we in de
categorieën functionele, analytische, advertentie en Social Media Cookies.