Reisverslag Bhutan Onbekende plekken

Een heerlijke Studiereis!
 

Kleinschalig
Ik ben deze dagen in Bhutan op zoek naar gebieden die nog maar weinig bezocht worden door mensen van buitenaf. Bhutan is natuurlijk sowieso al een plek waar niet veel buitenlanders komen. De geluksvogels die er wel mogen komen, krijgen op een zeer aangename manier een mooie kennismaking met de mensen, cultuur en natuur langs de toeristische hoogtepunten van dit mooie kleine staatje. Ik ben nieuwsgierig wat er buiten deze grote bezienswaardigheden te zien en te voelen is. Er valt vast nog veel meer te beleven buiten de geasfalteerde hoofdweg van west naar oost. En daarom ben ik terug gegaan. Na 8 jaar kom ik weer terug in Bhutan.
Ik wil deze keer graag de oorspronkelijke leefwijze van deze mensen en de onaangetaste natuur van deze gebieden bezoeken. Ik wil er even blijven om mensen te ontmoeten en te leren van hun leefwijze in de hoop dat ik ook iets opbouwends achter kan laten zonder inbreuk te doen op de lokale cultuur en natuur. Als ik er wegga wil ik alleen de herinnering van de ontmoeting mee naar huis nemen. Thuis hoop ik te kunnen vertellen wat ik zag en voelde. Om vergelijkingen te maken en te leren van de overeenkomsten en de verschillen tussen mezelf en de anderen, maar ook tussen de verschillende gebieden die ik bezoek. En als ik er over vertel thuis, hoop ik andere nieuwsgierige mensen te inspireren om ook eens te gaan kijken. Niet in grote getale. Niet de grote hordes maar de enkele nieuwsgierige reiziger die meer wil leren over de natuur, cultuur en volkeren van Bhutan op een manier waarop de plaatselijke bevolking hiervan kan mee profiteren zonder hun eigenwaarde, cultuur en omgeving te verliezen.
 
Benenwagen
Door stukjes te wandelen beleef ik de natuur, krijg ik contact. Ook met de dorpsbewoners onderweg. Mijn komst is geruisloos, ik kom niet binnendenderen. Het leven wordt nauwelijks verstoord. Ik verplaats me langzaam zodat de natuurelementen de tijd krijgen om iets met mee te doen. Warmte, kou, regen, zon en wind. De vele geuren, kleuren en geluiden helpen mee een indruk te vormen van de regio die dieper ingebed wordt in mijn geheugen. Daarom heb ik besloten dat ik een deel van een trek te gaan doen: de Samtengang trek boven Punakha, Centraal-Bhutan.
 
Reisplan
Deze dagen heb ik het volgende reisprogramma gevolgd: Delhi – vlucht Paro- Thimpu- Wangdi- Gaselo dorp- Punakha Dzong- Limucka dorp(kampeerplaats)- trek naar Samtengang dorp- Trongsa- Zhemgang- Trongsa- Chumey Vallei (Uruk)– Jakar Vallei- Ura- Mongar- Trashigang- Pemagastel - Samdrup Jongkar- Guwahati - vlucht Delhi

Delhi - Paro 15 juni 2011


Dzongzhaka

Ze heeft brede blote voeten en loopt met clowneske passen achter haar bruine kip met vier kuikentjes aan. Tsjtsjtsj. Haar zwarte stugge korte haar plat op haar hoofd. Haar donkere gelaat is doorkliefd met diepe rimpels. Het geeft haar een wat weerbarstige uitdrukking op haar gezicht maar verrassend genoeg stralen haar ogen zachtheid en rust uit. Gouden oorringen draagt ze. Haar kira is smoezelig, de witte breed omgeslagen mouwen ronduit vies. Een kira is een lang geruite stemmig gekleurde doek op elegante wijze om een vrouwenlichaam gewikkeld en bijeengehouden met een smalle strook stof in afwijkende kleur om de middel. Ze durft me niet meer aan te kijken en jaagt al struikelend de kippen de hoge houten drempel over van een poort die toegang geeft tot een rommelige binnenplaats. Kuzoo zanpo la, fluister ik haar toe. En tot mijn verbazing reageert ze terug met een mompelend kuzoo zanpo la . We begroeten elkaar zoals het hoort in dzhongka, de officiele Bhutanese taal.
 

Op de binnenplaats verrijst een hoge tempel. Het is een familietempel die nog steeds beheerd wordt door de familie van een lama die hier in de 15e eeuw neerzeilde en de fundamenten van deze tempel bouwde. Deze familietempel bestaat uit drie verdiepingen. Op de begane grond worden de dieren onder gebracht, op de eerste verdieping zou de familie kunnen wonen en de bovenste verdieping is de tempel zelf waar offers worden gebracht en boeddhistische ceremoniën worden gehouden. Het lemen gebouw is helemaal crèmekleurig en alle prachtige houten kozijnen zijn lange tijd geleden smaakvol versierd met stemmige kleuren. De bewoners wonen nu niet in de tempel op de 2e verdieping, maar in een mooi klein houten huisje aan de andere kant van de binnenplaats. De vrouw die al struikelend de kippen bij elkaar joeg, beheert de tempel. Ze verdwijnt zo snel als ze kan in het houten huisje. Met een rochel laat ze even later weten dat ze echt daar binnen is.
 

Deze tempel is de grootste van de drie familietempels van Dzongzhaka, een minidorpje zwevend aan een klif boven de Paro vallei. Toen ik er naar toe reed, zag het er werkelijk spectaculair uit. Witte en crèmekleurige lemen gebouwen met grote donker houten daken en kozijnen onder aan een dreigende klif. De bewoners van dit minidorpje zorgen voor deze familietempels. Tussen de tweede en derde tempel staat een klein wit huisje. Hierin staat een megagrote gebedsmolen die aangedreven wordt door een kleine waterval. Zo wordt de karma vanzelf verdiend. Een grote chorten staat iets verder op. Chorten is het Bhutanese woord voor een stupa. Om de chorten loopt een prachtige vrouw met een kleurrijke paarse Kira en een baby op haar rug gewikkeld in een lange paars met gele doek. Ze mompelt een mantra terwijl ze met de klok mee rond de chorten loopt. Ze laat de gebedsmolentjes rondom de chorten voor wat ze zijn. Ze lijkt zich er totaal niet druk over te maken en brengt de molens niet in beweging. Ik loop achter haar aan en kan nog net een flinke spoog doma (betelnoot) ontwijken die ze met kracht uit haar mondhoeken naar achteren spuit. Ze glimlacht even, draait zich op haar hakken weer om en loopt al mompelend door. Haar lippen en tanden zijn donkerrood van dat mysterieuze genotsmiddel.
Het uitzicht vanaf hier over de vallei is overdonderend! De rijstterrassen beneden zijn net kleine spiegeltjes, de grote houten huizen met overstekende dakranden en mooi beschilderde raamkozijnen staan te pronken tussen het groen van het gras en het zilver van het water in de rijstterrassen. De wolkenlucht is dramatisch met langgerekte grijze wolkslierten voor een blauwe achtergrond. In de verte de besneeuwde toppen van de Himalaya.
 

En dan hebben we nog meer geluk. De beheerder van het laatste tempeltje is thuis. We mogen naar binnen! Via een boomstronk met ingehouwen treden klimmen we naar binnen. In een knus tempeltje heten de Boeddha's van verleden, heden en toekomst ons welkom. Het hele tempeltje is behangen met gele thanka's , rolschilderingen met diverse Godenafbeeldingen, erop geschilderd. Op het altaar staan brandende yakboterlampen en een yakbotersculptuur. Het ruikt heerlijk zout en zoet tegelijk. Er liggen stapels bankbiljetten en een dobbelsteen op een schaaltje. Mensen van beneden uit de vallei komen hier om te offeren en ceremoniën te houden wanneer ze maar willen. Als studenten willen weten wat de uitkomst van hun tentamens is, gooien ze de dobbelsteen en vragen ze de Boeddha tot raad. Vrouwen met een kinderwens komen hier proberen hun lot gunstig te stemmen.
 

Het grote Parofestival dat jaarlijks in maart in de Paro vallei wordt gevierd, wordt in deze familietempel geopend en gesloten met allerlei rituelen, zo vertelt de man die hier woont. Hij staat er trots bij, wijdbeens met zijn handen op zijn rug. In beide wangen hangt een bedelnoot. Net als bij een hamster. Al pratend wijst hij naar een blauwe zak aan de muur en kijkt er wat geheimzinnig bij. Daar zit een van de maskers in waarmee gedanst wordt op het Paro festival, fluistert hij. Het komt oorspronkelijk uit deze tempel. Het masker werd een tijd lang opgeslagen in een tempel beneden in de vallei, maar dat zinde het masker blijkbaar niet. Nachts hoorde men het masker enge geluiden maken en vreselijk gillen. Toen heeft men het masker maar terug gebracht waar het vandaan kwam en sindsdien maakt het hier geen enkel geluid meer. Welkom in het land van de Donderende draak!

Paro Nak Sel hotel

Hoe doet ze het toch? Sonam is de trotse eigenaresse van de reisorganisatie waar ik al 8 jaar met ontzettend veel plezier samenwerk. Toen we elkaar voor de eerste keer ontmoette, hier in Paro 8 jaar geleden, bruiste ze al van de energie. Haar reisbureau groeide de afgelopen jaren tot een succesvolle kleine reisorganisatie in Bhutan met oog voor persoonlijke aandacht, kwaliteit en oog voor detail. Precies wat ik zocht. We kunnen het dus ook goed met elkaar vinden. Die eerste avond in Paro en later een avond in Thimpu praatten we tot diep in de nacht over duurzaam toerisme in de breedste zin van het woord avant la lettre. Ze wilde toerisme naar Bhutan brengen waar op allerlei manieren de Bhutanese bevolking van mee kon profiteren. We deden dat in de afgelopen jaren met onze samenwerking; met onze kleine organisaties brachten we veel nieuwsgierige mensen naar Bhutan. We zijn nog steeds een van haar belangrijkste partners. En wat Sonam naast het runnen van een reisagentschap ook voor elkaar kreeg is het bouwen van het Nak Sel hotel.
Ik bewonder haar enorm om dit succes. Het hotel ligt boven de Paro vallei, uiteraard met een schitterend uitzicht. Het prachtige hotel met 34 kamers waaronder suites in vier prachtige bijgebouwen, is helemaal gemaakt van natuurlijke materialen. Geheel van hout opgetrokken op Bhutanese wijze zonder een spijker te gebruiken. Gebouwd door de Bhutanese bevolking. De muren tussen het hout is traditioneel opgetrokken uit leem. De verf is natuurlijk materiaal. De stoffen die gebruikt zijn voor de meubels en gordijnen zijn van grif katoen of wol. Alle stoffen met natuurlijke zachte kleuren. Het eten komt van de velden van de lokale bevolking. De bediening komt uit de omgeving en is persoonlijk opgeleid. En zelfs de weg naar het hotel is door Sonam en haar staf zelf aangelegd. De dorpen onderweg zijn hierdoor ontsloten.

Niet alleen deze wetenschap maakt het verblijf in Nak Sel tot een belevenis! Het hotel ademt rust en sereniteit uit. Alles klopt. Luxe door middel van eenvoud. Sonam; dit heb je top gedaan! En ik weet hoe moeilijk het is om dingen zoals een hotel als dit voor elkaar te krijgen in Bhutan. Dat kost echt veel geduld, doorzettingsvermogen en creativiteit. Petje af. En verblijven in dit pure natuur hotel?
Een paradijs voor het lijf, een lust voor het oog.

16 juni, Paro – Wangdue – Gaselo -Punakha- Limucka

Home sweet Home ; homestay in Gaselo

Het eerste wat ik zie is een ministupa van keien omringd door groene struiken en planten met fris roze en gele bloemen. Opgezet voor het huis van een boerenfamilie in Gaselo, een dorp op een bergwand boven Wangdue. Deze familie met hun prachtige houten huis van twee verdiepingen en kleine akkers vol groene asperges, chilipepers, rode rijst en bananen willen hun huis openstellen voor individuele reizigers die met ons naar Bhutan reizen. Met trots laat de zoon me de velden zien, de koeienstal, een kleine graanmolen waarmee ze rijstmeel maken en het houten bad dat door middel van hete stenen van heet water wordt voorzien. Ik word uitgenodigd om binnen te komen. Gretig stap ik naar binnen. De begane grond dient als voorraadschuur en keuken. De eerste verdieping is voor bewoning. De leuningen van de houten trap die me naar boven brengt zijn spekglad van al die handen die al die lijven steeds maar weer omhoog zeulen. In een klein gezellige kamer mag ik gaan zitten op een matrasje dat op de grond ligt. De muren zijn mild blauw geverfd met daarop vrolijke Bhutanese bloemversieringen in stemmige kleuren. Er wordt zoute melkthee geserveerd en gepofte maïs met een flinke hoeveelheid boter er doorheen. Ik hap zonder nadenken in de gepofte mais en heb daaarna grote moeite de vette boter van mijn gehemelte te krijgen. Een grote slok thee erachter aan red mij. Een beetje. De man des huizes komt bij ons zitten en vertelt via de gids wat ze verbouwen, wat ze zelf opeten en wat er dan over is om te verkopen op de markt. Terwijl hij vertelt kijkt hij me met finkelende en trotse ogen aan. Zijn lippen en tandvlees zijn trouwens rood van doma, de betelnoot. Het roken is strict verboden in heel Bhutan, de consumptie van betelnoot des te meer gestegen, vermoed ik zo.
Ik mag hier komen slapen, mee lopen op het veld, zien hoe de koeien worden gemolken en hoe de pepers te drogen worden gelegd op het dak van hun huis. Ik mag meehelpen met koken. En genieten van het pure boerenleven in Bhutan! Dit slapen-bij-de-boer -idee is nog maar net ontwaakt en voor mij voelt het als een heerlijke vondst. Dit heb ik de vorige keer in Bhutan zo gemist: het echte leven in Bhutan. Een contact dat langer kan zijn dan een vluchtige glimlach op weg naar de zoveelste prachtige Dzong onderweg naar verder. Ik zit op de houten brede plankenvloer van dit prachtige huis en kom thuis.

17 juni 2011 Limuckha - Samtengang Trek - Trongsa


Groen als gras

Samtengang Trek - beste seizoen jan tot en met mei (na Punakha festival) of oktober tm december.

 

Reisplan:
1 Punakha dzong- limbukha camp
2 Limucka- Samtengang valley camp
3 trail Samtengang dorp - auto Kiychu resort Wangdi of Trongsa
 

Trek
Ik word wakker in een blauwe tent. Niet op een matje maar op een heus bed. Het kampement bestaat uit vier tenten. De tent voor de keuken en de kok, de eettent, een slaaptent voor mijn Bhutanese begeleider en general manager van ons agentschap en dan de slaaptent voor mijn maatje en mij. Heerlijk geslapen met de geluiden van de velden en de bossen om me heen. Koebellen, het fluiten van tientallen vogels, kikkers uit de rijstvelden. Giechelende kinderstemmen. Ik steek mijn hoofd uit de tent en schrik bijna. Zo mooi is het vergezicht vanaf hier. Ik kijk uit over kleine rijstvelden en akkertjes met andere gewassen. De kleurschakeringen wisselen elkaar geleidelijk en met smaak af. Van fel lichtgroen naar donker, van middelgroen naar zachtgeel. Op de achtergrond figureren de prachtige Bhutanese houten huizen, twee verdiepingen hoog, met doorslaand succes. Het decor wordt afgemaakt met bergen opgesteld als coulissen. De contouren worden waziger hoe verder de berg zich bevindt. Ze worden versierd door witte uitgetrokken wolkslierten die als een aureool doodstil hangen om de vlakke bergtoppen. Ik kijk en zwijg.

Ik loop vandaag van Limucka naar Samtengang.
 

Wegen
Voordat ik vertel over de tocht vandaag, wil ik graag kwijt dat deze omgeving niet lang geleden ontsloten is. Tot voor 10 jaar geleden waren er nog maar enkele wegen in Bhutan. Grofweg zou je kunnen zeggen dat dat de weg die Haa en Paro in West-Bhutan met Tashigang in Oost-Bhutan betrof en de wegen van de grensplaats Phuentsoling in west-bhutan, de weg naar Samdrup Jongkar in Oost, Gelephu en Sarpang in Centraal-Bhutan. Dit waren de enige wegen van betekenis. Sinds een jaar of vijf, vooral na het aantreden van de vijfde koning van Bhutan in 2006 is er enorm gewerkt aan het verbeteren van de infrastructuur. Het plan is om binnen korte tijd de meeste dorpen in Bhutan te ontsluiten door het bouwen van wegen. Zo krijgen deze dorpen toegang tot de buitenwereld om zich zodoende verder te ontwikkelen. Het is een enorme vooruitgang vergeleken met de smalle wandelpaden waar men eeuwenlang over trok om ergens te komen. Het bouwen van de wegen gaat zeer gestaag vooruit. En ook Samtengang is een dorp dat sinds twee jaar is ontsloten door een zandweg. Het oude voetpad is echter gewoon nog in tact en wordt nog steeds gebruikt. dit voetpad volg ik voor een deel op deze trek.
 

Nat?
Het is juni, dus moessontijd. De nadelen ken ik maar ik focus bij deze ook graag op de voordelen. Die zijn er volop. Het is er knalgroen! Overal ruikt het heerlijk, Het stikt er van de bloemen en de regenwolken die overdrijven, vormen samen met de luchten en de berglandschappen een prachtig decor waar ik geen genoeg van kan krijgen. De wolken in de regentijd zijn overdonderend mooi. Natuurlijk verdwijnt je uitzicht af en toe in de volledig verstikkende wolkenbrij en zie je geen hand voor ogen maar zodra de wolken optrekken is de verrassing van het uitzicht des te indrukwekkender. En dan heb ik het nog niet gehad over de stiekeme zonnestralen die een deel van het landschap verlichten als een Spotlight de acteur uitlicht op het podium. Een uitroep van verrukking is dan nauwelijks binnen te houden. Vind ik dan.

Klaar voor de start? Af!


En daar gaan we dan! Met zijn vijven. Drie Bhutanen, m'n reismaatje Jacomien die ik twintig jaar ken dus waar ik makkelijk bij kan gaan janken als het echt moet, en ik.
Vier puppies uit het dorp waar we bij gekampeerd hebben, hobbelen triomfantelijk met ons mee. Ze rennen zo hard als ze kunnen en buitelen over elkaar wanneer ze de helling op moeten wat ze nog maar nauwelijks kunnen met hun kleine pootjes.
We laten Limucka achter ons. De bomen en planten staan steeds dichter op elkaar naarmate we stijgen. Overal bladeren in de meest prachtige vormen. Je struikelt gewoon over de kamerplanten uit onze woonkamer. Bomen met parasietplanten die zich slingeren om hun bemoste takken, zien er zo een beetje angstaanjagend uit. Alsof ik in de Lord of de Ring film ben beland.
 

De klim is behoorlijk. Ik loop naar mijn gevoel zowat verticaal omhoog in zigzag. Het pad dat ik volg is een pad dat al eeuwen bestaat en gewoon dwars over een bergkam gaat. Geen pas te bekennen. Zo te zien lopen er maar weinig mensen want hetbpad was regelmatig moeilijk te vinden en begroeid met de meest prachtige planten, grondbedekkers en mooie bloemen. De weg stijl omhoog is vooral een uitdaging omdat het net heeft geregend en de grond glibberig is zodat ik regelmatig uitschuif en een stukje naar beneden glijd. Gelukkig een jungle van takken om me heen om me aan vast te grijpen als het dreigt mis te gaan, dus mij hoor je niet. Ik glibber lekker door. Dan zie ik een stok liggen die voor mij lijkt gemaakt. Deze stok begroeid met witgroene mossen wordt mijn vriend. Hij helpt me op glibberige stukken en wordt voor deze korte tijd dat ik deze steile helling ga overwinnen, letterlijk mijn steun en toeverlaat. Ik hou van mijn stok. Wat is het toch een grappig fenomeen dat op momenten dat de boel me even tegenvalt ik direct aan thuis denk. Ik zie het grijnzende gezicht van mijn zoontje en de stralende lach van mijn dochter en hoor de rustgevende stem van mijn partner en ik wil niets liever dan naar huis. Waar ben ik aan begonnen? Is dit nou leuk. Welke idioot rent hier een verticale helling op in hartje Bhutan? Ik herpak me als ik de stem van Jacomien hoor. Hoehoe! Klinkt het door de wildernis. Ik zie haar niet door de dikke vegetatie, ik zie helemaal niemand trouwens, maar door haar opgewekte stem die aangeeft welke kant ik op moet, kan ik weer verder. De weemoed verdwijnt voorgoed en met opgewekt gemoed en een ferme stap steven ik omhoog, vertrouwend op mijn vriend de stok.

Ik hoor het zingen van een vreemde vogel en boots hem na. Doe er gelijk een terts lager bij in de hoop dat we een mooi akkoord krijgen samen maar hij laat het even afweten. Raakt misschien in de war. Dan hoor ik geblaf in de verte. Ah, een hond! We raken weer in de bewoonde wereld. Maar hee, ik sta hier op een steile schuivende helling in de middle of fucking nowhere en de bewoonde wereld komt op me af? Hier klopt iets niet. De knappe begeleider die met me mee sloft op gympen zonder sokken, mompelt ergens van achter me vandaan; It 's a barking deer. Wat? Een blaffend hert? Wow! Ik ben hier inderdaad in de middle of fucking nowhere! En ik hijg vrolijk mijn weg omhoog.

Ik hoor dan Jacomiens stem weer. Ik ben er, zegt de stem. Hoezo ik ben er? Waar ben je dan? Ik kijk omhoog en zie witte lege ruimte tussen de bomen komen. Daar waar de ruimte is moet lucht zijn en dat betekent een einde aan de vegetatie dus aan de verticale grond waar ik opsta! Ik ben bijna boven!

Bovenaangekomen staan we tussen verbleekte en gerafelde gebedsvlaggen omhuld door dunne slierten mist. We staan hier boven op de berg in de wolken! En dan drinken we thee. Hete thee. Uit een immense thermosfles die een van onze begeleiders helemaal heeft meegesjouwd van beneden. Ik dacht al, wat heeft die vent een grote rugzak voor een dagtocht als deze.
We mogen trouwens op een grote boomstronk gaan zitten omdat die omgeving vrij zal zijn van bloedzuigers. Want ik heb je stiekem nog wat onthouden, daar ik vooral de voordelen heb genoemd van het lopen in moessontijd door Bhutanees struikgewas.

Ik moet eerlijkheidshalve melden dat ik naast de heldhaftige klim namelijk ook even heb moeten gillen. Ik gilde toen ik ze voor het eerst mijn schoenen op zag kruipen. Kleine en grote wormpjes die eigenaardig hun lijf helemaal opzetten als een stokstaartje en dan rondbewegen en voelen of ze ergens een stukje huid te pakken kunnen krijgen om eens lekker toe te happen. Bloedzuigers dus. En dat is wat ze doen inderdaad: bloed zuigen. Help! Ik heb mijn sokken al over mijn broek getrokken, ik heb mijn broek aan de onderkant al dicht geregen. Maar dat moge allemaal niet baten. Ze kruipen naar binnen of gaan dwars door je sokken heen. Het goeie nieuws is dat ze loslaten als ze genoeg hebben. Leuk is anders. Maar ze doen verder geen pijn. Het enige probleem is even dat ze een antistollingsmiddel je bloed in spuiten waardoor het bloed niet snel stolt nadat ze hebben losgelaten. Je bloedt dus nog even door. En dat geeft nare bloedvlekken als je het niet doorhebt. Maar ach het ziet er ook wel avontuurlijk uit van die bebloede sokken. Het verhaal van Redmond OHanlon dringt bij me op. Ik heb toen ik zijn boek 'In the heart of Borneo' las, smakelijk gelachen om het verhaal van het plassen door een theezeefje in de jungle omdat ie bang was dat de parasieten via zijn plasstraal rechtstreeks zijn penis in zouden kruipen. Wah!

Jacomien doet er nog een schepje bovenop door te vertellen dat teken het warmste plekje opzoeken en dus wel eens in de vaginastreek te vinden zijn!
Wie dus deze verhalen niet hebben kan, heb ik een advies: Loop deze trek niet in de moessontijd. Voorjaar, najaar en winter? Geen enkel probleem. Het nadeel is dan weer dat je de bovenstaande heldhaftige avontuurlijke verhalen helaas niet paraat hebt op een feestje waarvan jij gegarandeerd het middelpunt had kunnen zijn. Dus.
 

De afdaling gaat als een speer! Dat is een groot feest met om je heen het mooiste groen en de vrolijkste bloemen die je maar bedenken kan. En dan plotseling is het bos verdwenen. En sta ik oog in oog met een schitterend decor. Ik kijk uit over de meest sprookjesachtige vallei die ik me maar kan voorstellen. Samtengang Vallei. Missie bereikt!

18 juni Trongsa - Zhemgang (richting Manas):


Horen, zien en zwijgen!

 Haastig stapt Karma de auto uit en vlucht een klein houten huisje in langs de weg. Een winkeltje, nu ik beter kijk. Even later komt ie weer naar buiten met een zak vol koopwaar. Een fles wijn, koekjes, dure thee uit India.

Dan rijden we weer verder. We rijden van Trongsa naar het zuiden, richting Zhemgang. Ik ga kijken hoe de natuur er hier uit ziet want deze weg komt uiteindelijk uit in het Manas Nationaal Park. Het is misschien een nog wat te vooruitziende blik maar het idee is dat als de grens opengaat voor buitenlanders naar Manas in India dat dit een hele leuke nieuwe bestemming gaat worden voor toeristen. De omgeving en de natuur is geweldig! Jungle, neushoornvogels, Gouden Langoer- apen , grote bloemen, denderende watervallen en niet in de laatste plaats een plek waar drie grote rivieren in uitkomen waar meer dan fantastisch geraft kan worden. En dit alles met witte neushoorns in het vooruitzicht die nog in het Manas National Park schijnen rond te lopen. Ik weet dat aan de andere kant van de grens , in India, een prachtig natuur resort aan de rivier is waar je ’s ochtends bij je ontbijt op de veranda de neushoorns kunt zien waden in de rivier.

Ik ga dus kijken om al een gevoel te krijgen.
Maar voordat we in Zhemgang geraken , stoppen we de auto bij een grote Dzong. We gaan op bezoek zegt Karma. Of ik nog een cadeautje heb voor de bewoner van deze dzong. Bewoner? Dzong? Ik dacht dat dzongs tegenwoordig alleen door monniken en ambtenaren werden bevolkt die om vijf uur in de middag de keet dienen te verlaten.
Karma legt me uit dat dzongs vroeger bewoond werden door gouverneurs of mensen van koninklijke bloede. En deze dzong is nog een van de laatste bewoonde dzongs door , ja wel, iemand van Koninklijke bloede. Het is de kleindochter van de broer van de eerste koning van Bhutan. We zijn nu toe aan de vijfde koning die is gekroond in 2006. Op een of andere manier is deze tak een verarmde tak van de Koninklijke familie geworden maar zeker wel een directe bloedlijn. Je zou haar kunnen zien als prinses Margaret, dochter van prinses Irene, die we nu gaan bezoeken. In Bhutan wordt ze aangesproken met de koninklijke titel Ashi.
 

Of ik dus nog een cadeautje heb. Ik heb niet anders dan een kleurboek! Bedoeld voor kinderen in de homestays. Is goed, knikt Karma en snelt de heuvel op naar de Dzong Yundropcholing. Ik volg hem met mijn kleurboek onder mijn arm. Een kleurboek voor een prinses van hoge leeftijd? Een beetje twijfelend en beschaamd stap ik de hoge houten drempel over. Binnen kom ik op een prachtige binnenplaats met grote witte gevels om me heen. Ik mag een kijkje nemen bij het familiealtaar met prachtige oude frescoes van Witte en Groene Tara. Ik tril van opwinding. Wat sta ik hier toch weer als een geluksvogel. Wat kan ik er voor terug geven?

En dan komt een vrouw van ongeveer 70 de veranda op en wenkt ons naar binnen. Ze heeft kort haar, de traditionele haardracht van vrouwen hier. Ze ziet er eenvoudig uit en met een zeer vriendelijk gezicht. Karma schenkt haar de tas met koopwaar , ik het kleurboek. Het is de prinses zelf.
We drinken melkthee, heel veel melkthee en ondertussen stelt ze veel vragen over ons bestaan en reden van komst en over de achtergrond van Karma. Ze woont hier met ongeveer tien andere mensen. De meeste zijn bedienden en beheerders van de Dzong. Ze had een paleis in Bhumtang Vallei waar ze oorspronkelijk vandaan komt, maar dat heeft ze verkocht aan een Zwitserse charitatieve instelling Helvitas. Ze hebben er een kantoor van gemaakt, zegt ze met spijt in haar stem. Het wordt duidelijk helemaal niet gebruikt zoals ze hoopte.

Haar neven en nichten reizen flink de wereld over want ze vertelt dat ze Nederland wel kent omdat daar net een nichtje van haar een aantal uren vast had gezeten op Schiphol tijdens haar reis naar Engeland. Deze boodschap is wat moeilijk te rijmen met de omgeving waar we nu zitten; een paleis dat aanvoelt als een middeleeuws kasteel, waar het water van ver komt en elektriciteit nog maar net is aangelegd.
Met bewondering kijk ik rond. De inrichting van de kamer is eigenlijk verre van koninklijk en heel sober. Een paar houten stoelen, een paar oude stoffen fauteuils, een grote houten salontafel en wat elektriciteitskabels langs de houten muren. Voor de rest is het leeg. Wat mijn aandacht voortdured afleidt, is een kolonie rode mieren die zich in een lange rij verplaatst van een gat bij het raamkozijn via de houten wand naar de verlichtingsknop die bevestigd is aan de muur. Ik zwijg en knik vriendelijk naar de prinses die me ook nog een cadeautje geeft ter afscheid. Tot de volgende keer!
 

De weg naar Zhemgang is spectaculair. Watervallen, weelderige vegetatie met af en toe gigantische hoge loofbomen en steile kliffen. Beneden een kolkende rivier. En ja wel hoor! Ik zie twee neushoornvogels vliegen in een brede kloof en we zien de gouden langoer-aap springen van tak naar tak in de hoge bomen.
Zhemgang zelf is helemaal niet iets om over naar huis te schrijven in mijn ogen. Maar dat ligt misschien ook aan het slechte weer vandaag en het feit dat ik mijn ogen amper kan open houden wanneer ik mijn avondmaal naar binnen probeer te duwen. Zhemgang heeft een kleine dzong. Leuk als er eens per jaar een intiem festival plaatsvindt. Dat wel. Verder is Zhemgang in mijn ogen vooral een goeie overnachtingsplek op weg naar Manas.

20 juni Zhemgang- Chumey vallei- Jakar vallei Bhumtang


Groene weide
De eerste vallei van de regio Bhumtang vanuit Trongsa heet Chumey vallei. Een prachtige weidse plek met veel vruchtbare akkers en af en toe een prachtig houten huis van twee verdiepingen en een open zolder. De huizen zijn op de begane grond opgetrokken uit keien, daar bovenop een houten staketsel als tweede verdieping en daar bovenop een open zolder. De huizen hier zijn dus niet per definitie opgetrokken uit leem en hout. Chumey vallei geeft me de neiging om languit met gestrekte armen in een weide te gaan liggen en de lucht, de vogels, de geluiden, de geuren heerlijk langzaam aan me voorbij te laten trekken. Wat een genot! Het voelt als Zwitserland maar dan eleganter, puurder, dieper en rustiger.

Als ik omhoog kijk zie ik de rode daken van het mooie Tarpaling klooster dat ten noordoosten van Chumey vallei ligt. Mijn begeleider Karma kent de lama van deze tempel en hij vertelt me dat hij een zeer gastvrije en goedlachse vent is. Als Karma er op bezoek komt dan moet hij uren blijven en het liefst ook blijven slapen. Deze lama komt elk jaar in mei naar beneden om in het kleine dorpje Dongkar het dorpsfestival te begeleiden. Volgens Karma is dit een fantastisch festival om mee te maken als je graag bij intieme kleine festivals aanwezig bent. Het lijkt me een goed plan! Kom ik toch gewoon volgend jaar mei weer terug?

Ik bezoek het kleine tempeltje van Thangkar. Elke dorpstempel in Bhutan heeft een beheerder om te zorgen dat de kaarsjes branden, de boel wordt bijgeveegd en om de bezoekers te assisteren in het brengen van offers. Dit kleine tempeltje heeft twee oude indrukwekkende muurschilderingen waar liefdevol ter bescherming gele gordijntjes voor zijn gehangen. De beheerder schuift ze voorzichtig voor me weg zodat ik er even naar kan gluren. Ik zie een zeer gedetailleerde witte Tara met vele voor mij onbekende Bhutanese heiligen om haar heen. Kleuren zijn helder maar niet eng kunstmatig. De gehele fresco is prachtig in balans en ergens gaan mijn gedachten even weer de vrije loop. Zal ik eens oude fresco's uit tempels in Bhutan gaan categoriseren en bestuderen? Vergelijkingen in iconografie of juist vergelijkingen in het gebruik van verf en goudverf? Ach, hoe vaak heb ik dat nou al in mijn leven bedacht? En er vervolgens helemaal niets mee gedaan?
 

Dit klooster is het eind- of beginpuntpunt van de zogenaamde Owl trek die loopt vanaf Jakar naar Chumey. Ik droom lekker weg en zie mezelf alweer lopen over kleine paadjes door het vele groen, omringd door de kleurige bloemen en frisse bosgeuren.

21 juni Bhumtang vallei - Mongar


Op bezoek bij familie Pomo in het dorp Pangri, Jakar Vallei Bumthang.
Lopend naar het noorden vanaf Kurjey Lakhang over een smalle hangbrug komen we aan de rand van Bhumtang vallei en zien we een schattig huis verstopt achter een kleine groene boomgaard. Ik ben direct gecharmeerd door dit mooie plattelandshuis in dit mooie groen omringd door kleurige bloemen. Een oudere dame met een groene kira en twee gouden ronde spelden op de schouders die haar kira omhoog houden, staat met haar dochter bij de houten poort van het huis. Zodra ik langsloop knikken ze me vriendelijk toe en schuiven ze de bovenste balk weg van de poort en gebaren me dat ik maar binnen mag. Mijn hart maakt een sprongetje. Is dit het huis waar we uitgenodigd worden? En jawel hoor. Karma loopt zonder twijfel de poort door, geeft de oudere dame een knik, kletst in het plaatselijke dialect en we lopen langs de appelbomen van de boomgaard. Een brede houten trap glimt van het gebruik en nodigt me uit om naar boven te gaan. Mijn schoenen moeten weer uit. De volgende keer breng ik slippers mee zonder de veters. Ik knoop jemig de gehele dag mijn veters open en dicht. Met schoenen aan kun je nou eenmaal een huis niet binnen. Ondanks het feit dat ik steeds weer denk aan die onzichtbare slippers, maakt het sokken-gebeuren me blij. Het is schoon. Je laat de viezigheid van buiten achter je. Maar het is meer. Het is ook een teken van respect aan de gastvrouw. Een soort nederigheid die gepast is als je wordt uitgenodigd. Ik voel me er prettig bij. Ik wil ook graag mijn respect tonen naar mijn gastvrouw toe. Zij nodigt me uit om in haar huis te komen. Ze meent het oprecht. Dit voel ik wanneer ik in haar ogen kijk. Ze is nieuwsgierig naar mij, net zoals ik naar haar. Karma neemt het woord. Hij vertaalt voor mij en voor haar. We mogen gaan zitten in de zitkamer en direct wordt thee met gereserveerd. met koekjes. Ik heb vanochtend al twee keer dankbaar thee gedronken met twee verschillende hoteleigenaren in wiens hun hotel ik graag mijn mensen wil onderbrengen in hun hotel. Tijd geven en thee drinken hoort erbij. Doe je dat niet, dan voelen we ons allebei gehaast en onthouden we het bezoek niet. Dan geeft dat aan dat we onverschillig staan ten opzichte van elkaar. En dat signaal willen we juist niet geven.

Adum
Het is ongeveer 7 uur rijden door een wel heel bijzonder landschap vanuit Jakar , Bhumtang vallei naar Mongar, de poort van Oost-Bhutan. Het is alsof je door een sprookje rijdt. Hoge cipressen begroeid met mossen als enge monsters op stelten die je tegemoet komen lopen. Zigzag wegen langs steile kliffen. Kleine groene weilanden met een klein onderkomen van hout met gebogen gevlochten dak. Hier slapen de boeren om hun gewassen nachts te beschermen tegen wilde beesten. Ik stel me de boer voor die snachts door met potten en pannen te slaan de wilde zwijnen van zijn land houdt. Maar hoe wordt ie nou wakker als er eentje het veld nadert? Ik vrees dat ik geen goeie zwijnenverschrikker zal zijn. Ik slaap zelfs door het zwaarste onweer heen.
 

We klimmen over een kleine Shertang la pas (3590 m) en komen in de Ura vallei. De vallei is breed maar het dorpje is klein en het ligt er adembenemend mooi bij. De Ura lakhang Tempel steekt dominant boven de rest van de huizen uit. Ik kan niet aan de gedachten ontkomen dat het kijkt op een hoog gelegen dorp in Zwitserland maar dan wel met een rare kerk in het midden. Een half uur rijden van Ura ligt het dorp Shinghar. Volgens Karma is dit de plek om naar toe te gaan in oktober om daar het bijzondere festival mee te maken waar een bijzondere yak- dans wordt opgevoerd. Dit dorp met zijn festival en de mooie lakhang wordt nog maar weinig bezocht en dat doet mijn hart toch weer even sneller slaan! Het Ura festival is ondertussen al zo bekend geworden dat daar al meer toeristen dan lokale bezoekers zijn en dat maakt dit festival iets minder indrukwekkend. In oktober op naar Shinghar dus.


Kronkelende wegen en weerzinwekkende kliffen

Na Ura begint het spectaculaire stuk pas echt. We stijgen als een gek met de kop van de landcruiser steil omhoog en komen dan in het Thrumshing nationaal park. Deze omgeving is ongrijpbaar. Hoge cipressen die ver boven de andere vegetatie uitsteken geven de rit een majesteitelijke sfeer. Watervallen en rododendrons die bloeien in de lente omringen de kronkelige weg. Is dat nou een vos daar die over de weg vlucht en in de bossen schiet. Adum!, roept Karma en hij veert een halve meter op uit zijn stoel. Adum? 'Wolf', roept ie en breed gesticulerend gromt ie enthousiast naar Kensang die achter het stuur zit. Kensang knikt. Een wolf dus en ik heb in de snelheid nog net zijn Achterstel kunnen signaleren. Een grijs en beige achterstel.

De vegetatie is een absolute verrassing. Lianen en mossen slingeren zich om enorme hoge bomen met grote bladeren. Bladeren zo groot als dienbladen. Wilde orchideeën die als aapjes aan een tak hangen. Bomen met wijd bloeiende rode bloemen. Trompetplanten hangen aan de kant van de weg. Her en der sjokken er zwartwit gevlekte koeien met enorme hoorns langs de weg. Hybride koeien waarvan ik me niet zou verbazen als dat het een kruising betreft tussen fries stamboekvee en een Indiase trekos. Ik kijk mijn ogen uit en probeer te vergeten dat ik langs steile kliffen rijd waar diep daar beneden een rivier wild stroomt. Dan rijden het Thrumsing park uit en dalen via cipressenbossen tot aan een groene vallei waar het werkelijk bloedheet is. Citroenen, bananen en mango's groeien hier volop. In de verte hoog in de bergen zien we onze bestemming Mongar al liggen. Nog een paar uur rijden en we zijn er. Vanuit de tropische vallei klimmen we omhoog. De vegetatie verandert van het ene op het andere moment. De hellingen aan de overkant van de rivier worden kaal en rotsig met enkel naaldbomen. De vegetatie aan deze kant wordt minder tropisch. De weg draait en kronkelt omhoog en dan plotseling verschijnt Mongar. Wat een rit!

21 juni Mongar - Trashigang 3,5 uur

 

Vis
Enthousiast haalt Karma zijn vishengel uit de landcruiser na mijn aansporing. Tijd om te vissen. Bij deze prachtige rivier. Een kolkende rivier met grote grijze rotsen. Hij draait zijn vishengel haastig in elkaar en springt als een gems over de grote rotsen naar beneden naar de rivier. Ik volg hem al even enthousiast. Jeemig wat is hier heet. Het zweet gutst in straaltjes naar beneden. Karma heeft zijn traditionele gho voor de helft naar beneden geslagen tot zijn middel. Ook hij vindt het hier zichtbaar bloedheet. Hij houdt zijn vishengel naar achteren en met de grote zwier gooit hij de vislijn met aan het einde een nepinsect in het water. De kunst is om de insect zover mogelijk te gooien, het liefst in de schaduw want daar zwemt de meeste vis. Daar staat ie dan. Op een grote steen omringd door water. Voorovergebogen hoopvol te staren op zijn insect de lijn binnen te halen. Hij verandert plots in een heel klein levend organisme middenin dit overweldigende landschapsdecor. Om hem heen hoge dichtbegroeide bergen, fluitende vogels. Bloeiende bloemen en de geur van citroengras. Hij gooit zijn lijn uit , haalt m weer binnen. Keer op keer. Hij roept iets naar me maar ik hoor hem niet door het geraas van de kolkende rivier. Wat zeg je? ' de lijn is te kort', denk ik er uit op te maken. En dan zie ik het ook. Zijn vislijn komt niet verder dan een paar meter. Nooit genoeg om de schaduw te halen waar de vis zit. Maakt niet uit. Het is toch prachtig, verzucht hij. En dan staat Kinsang alweer met de lunch klaar. En we hebben lunch aan de rivier uit een rieten mand met deksel.

Rangjung ( 30 minuten van Trashigang) Op bezoek bij familie Peldon.

 

Schaterlach
Ze staat op haar houten veranda als onze auto tot stilstand komt voor haar mooie huis in Rangjung. Ze glimlacht me vriendelijk toe en wacht geduldig terwijl ik mijn schoenveters losknoop. Ze gaat me voor naar binnen en gebaart me te gaan zitten. Een minuut later komt er al een meisje met melkthee en zelfgemaakte gefrituurde koekjes, gepofte maïs en platgeslagen gefrituurde granen binnen die deze lekkernijen serveert. Karma praat met grote gebaren en wij bewonderen ondertussen de vele foto,'s van de vierde en vijfde koning en een hoge lama uit Rangjung aan de muur. Karma legt uit wie ik ben en hij maakt kennelijk een grapje want ze schaterlacht het uit. Met een open en geduldig zelfverzekerd gezicht kijkt ze me aan. Een vrouw met een open vrolijk karakter en een sterke persoonlijkheid.
Ze is een expert in het weven van ruwe zijde. De zijdecocons komen uit India. Ze spint de cocons, verft de draden enkel met natuurlijke verfstoffen en weeft. Ze groeit haar eigen indigoplanten voor het blauw. Geelwortel voor geel, pruimen voor een groen en een boomschors voor een donkerrood. Het zijn rustige mooie natuurkleuren. Na de thee gaat ze achter haar weefgetouw zitten en doet voor hoe ze weeft. Met grote snelheid zoeft de houten klos door de draden. Ze doet dit duidelijk dagelijks. Ze laat me zien waar ze de ruwe zijde mee verft. Ik zie zakken vol gedroogde pruimenschijfjes, zwarte bolletjes gemaakt van de gedroogde bladeren van de indigoplant. De binnenste stelen van een bepaalde struiksoort, gedroogde geelwortel. Ze kijkt me nog een keer trots aan.
Op de begane grond van haar huis waar vroeger het vee stond en dat tegenwoordig vaker gebruikt wordt als voorraadschuur woont een weefster met haar kinderen. Ze is in de leer bij mevrouw Peldon en huurt hier bij haar ook een ruimte. Zo leert ze perfect weven om de stoffen uiteindelijk te verkopen. De stoffen die ze weven zijn vaak bestemd voor een gho- de traditionele officiële kleding voor mannen- van een hoge ambtenaar. Ze worden verkocht aan hoogwaardigheidsbekleders die een speciaal soort sjerp nodig hebben die ze dragen bij officiële gelegenheden en bij een bezoek aan de Dzong. Deze sjerp weven is bordeauxrood met beige. Ze kosten veel. Maar dat mag ook wel als je weet dat mevrouw Peldon er zo twee maanden mee bezig is.

Tijdens het populaire Trashigang festival biedt mevrouw Peldon haar huis aan voor bezoekers daar er veel te weinig hotels zijn in deze omgeving om iedereen onder te brengen. Ik verheug me al om het Trashigang of Phongme festival vlakbij mee te maken en dan hier te gaan logeren.

23 - Trashigang - Samdrup Jongkhar

 

Wolkenslierten
Ik word wakker in zonovergoten Trashigang. In een mooi klein hotel op een rots iets buiten het centrum. Ik kijk zo op de Trashigang Dzong uit en geniet. Karma is nog niet wakker. Zeker te gezellig geweest gisterenavond. Als hij een uur later uit zijn kamerdeur komt ziet ie er erg grappig uit. Zijn haar recht op zijn hoofd, een gezwollen gezicht en kleine oogjes. Inderdaad. Gezellig geweest. Hij zegt niks. We stappen de auto in en vertrekken. Een pittige tocht vandaag te ondernemen via Pema Gatsel naar Samdrup Jongkar.

Ik bezoek onderweg het nieuwe hotelproject van zowel de eigenaresse van het Dengkhul restaurant en hotel in Trashigang. Een groot luxe hotel volledig in Bhutanese traditionele stijl opgetrokken. Het moet af zijn in 2013. Nu zie ik betonnen fundamenten waar immens grote houten pilaren rechtop zijn gezet. Ik zie Idnase arbeiders af en aan lopen met houten bakken met zand. Indiers zijn de bowuers van Bhutansese huizen!

Eind 2011 is het andere mooie hotel af van de vrouw van de Home Minster van Bhutan. Het ligt een tien kilomter van Trashigang op weg naar Pema Gatsel. We zien Indiase arbeiders aan het werk. Zowel de wegen als de bouw in Bhutan is voor het merendeel in handen van de Indiërs. Ik zie ze hard, kei hard werken. Ze schaven het hout, tillen de stutbalken en kruien met cement. Ik knik ze bemoedigend toe. Dit hotel ligt onder de heuvel waar de luchthaven van Trashigang noet komen. Iedereen heeft het er over. Als die af is komt het hier op gang. Ik kijk angstvallig naar boven. De heuvel ligt wreed in de wolken. Hoe daar ooit een vliegtuig kan landen is mij een raadsel. Karma denkt er net zo over en geeft me en knipoog. Het zal nog wel even duren, glimlacht hij en we stappen de auto weer in.
 

Het wordt een dag met adembenemende vergezichten omringd door dunne witte wolkenslierten. Watervallen onderweg wassen de auto. En de vogels fluiten alsof het een lieve lust is. Dit gedeelte van Bhutan is werkelijk bijna onverdraaglijk mooi en maagdelijk. Het is niet voor niets dat hier vogelspotters van verre komen om dagenlang verscholen door het bos de mooiste vogelexemplaren tegen het lijf hopen te lopen. Verhip als het niet waar is: ik zie een helblauwe ijsvogel met een ongelooflijke grote rode lange bek op een steen zitten. Zo langs de weg! Hij fladdert weg als we passeren.

En dan komen we aan in Samdrup Jongkhar. Het is al bijna donker. De plaats is groter dan ik had verwacht, Het is eigenlijk een kleine stad te noemen. Het voelt niet Bhutanees aan maar duidelijk Indiaas. En he is er bloedheet. Zoals een Bhutanees heerser gezegd zou hebben, lijkt gebeurd: 'Ik laat een steen rollen van de laatste berg van Bhutan en daar waar de steen uitgerold is, trekken we de grens. En zo gebeurde het, zo lijkt het.
Samdrup Jongkar is het begin van het lage land. Hier eindigt Bhutan. Hier begint het einde van een uniek koninkrijk midden in de Himalaya met een zeer rijke cultuur en natuur. Bhutan; chapeau! dat gaat wat mij betreft helemaal goedkomen hier! Tot ziens hoor!

Weetjes over Bhutan


Bhutan is vanaf 2006 een constitutionele monarchie. De koning heeft zijn macht vrijwillig ingeleverd. In 2008 waren de eerste vrije verkiezingen in Bhutan. Er is een parlement waar twee partijen zijn vertegenwoordigd.
De Bhutanese Koning en het parlement propagandeert het Bruto Nationaal Geluk: Duurzaamheid in ontwikkeling.
Er zijn hier zelfs parameters voor opgesteld om het BNG te meten.

1 juli Christel van Bree

Ontvang onze nieuwsbrief

Uw e-mail adres:

Cookies en privacy

De website van Dimsum Reizen maakt gebruik van cookies. Deze cookies onderscheiden we in de categorieën functionele, analytische, advertentie en Social Media Cookies.

Cookiebeleid Dimsum Reizen
Privacy policy

Social media